Rosa Spier Huis

In Rosa Spier Huis vol kunstenaars maken we kennis met de bewoners van een bijzonder verzorgingshuis. Dick van Amstel werkt er sinds de oprichting. Met hem maken we een reis door de geschiedenis.

Als je niet beter wist, zou je bij het betreden van het Rosa Spier Huis denken dat je in een galerie bent beland in plaats van een verzorgingshuis. In de grote, lichte hal exposeren allerlei kunstenaars, terwijl de meeste andere ruimtes worden gesierd met kunst van de vroegere en huidige bewoners. Ook worden er concerten en theatervoorstellingen gehouden.

Het Rosa Spier Huis in Laren is in 1969 opgericht voor bejaarde kunstenaars en wetenschappers. Het idee is dat zij zich in deze woon- werkgemeenschap tot op hoge leeftijd kunnen blijven bezighouden met hun kunst of wetenschap. In de documentaire Rosa Spier Huis vol kunstenaars maken we kennis met een paar van de huidige bewoners, zoals de 101 jaar oude poppenspeelster Elisabeth Lebbing, die nog elke dag in het atelier werkt.

Pratende viool

Tal van bekende Nederlanders brachten in het Rosa Spier Huis hun laatste jaren door. Dick van Amstel zag ze allemaal komen en gaan. Hij werkt er sinds 1969, toen hij een weekendbaantje als receptionist aannam. Sinds 1997 is hij fulltime in dienst. Eerst bij de technische dienst en later in de keuken. “De toenmalige kok leered mij koken en koekjes bakken. De ‘Amstel-koekjes’ zijn hier beroemd. Hele emmers gaan erdoor! ‘s Avonds deed ik de schouwburg erbij. Ik verzorgde het geluid, het licht, reed de mensen met rolstoelen naar binnen. Heerlijk werk.”

“Ik vond het hier meteen leuk, met al die oude kunstenaars”, vervolgt Dick. “Neem violist Paul Godwin, die liep de hele dag met z’n viool in zijn hand. Hij kon echt tegen je praten met dat instrument. En pianiste Betsy Dornay- Culp, een Chopin-specialiste, woonde op kamer 58. Ze zat hier in het schouwburgje elke zondag op de Steinway-vleugel te spelen. Mensen als zij hebben me geleerd om écht naar klassieke muziek te luisteren.”

Meekijken met Escher

Voor Dick zit aan elke beroemde naam een persoonlijke herinnering vast. Zo zag hij de wereldberoemde grafisch kunstenaar M.C. Escher aan het werk. Dick: “Escher had kamer 17 en ertegenover was zijn atelier. De man had darmkanker, maar hij had nog volop werklust en stond aan zijn pers nog steeds afdrukken te maken. Ik ging hem een keer om vijf uur een bekertje melk brengen en zag dat hij in zijn atelier een afdruk aan het bijwerken was.

Ik vroeg of ik even mocht meekijken en hij zei: ‘Pak maar een stoeltje.’ Toen heb ik naasthem zitten kijken terwijl hij bezig was. Héél precies, met een penseel met één haar eraan. Zo knap!” Dick herbeleeft het bijzondere moment weer zo intens dat hij is gaan fluisteren. Bij de naam van John Kraaijkamp sr. verschijnt een lach op zijn gezicht en duikt Dick opnieuw in het verleden. Kraaijkamp was bepaald niet het zonnetje in huis, herinnert hij zich.

“Maar hij leefde op als op donderdagmiddag pannenkoeken warden gebakken, want daarna werd er gekaart. Dan glommen zijn oogjes, want hij speelde vals en dan had-ie schik!” Tot de kleurrijke bewoners van het Rosa Spier Huis behoorde ook striptekenaar Marten Toonder. Dick herinnert zich hem als een zeer beschaafde man: “Ollie B. Bommel was een heer van stand, en dat was Marten Toonder ook.”

Koninklijk bezoek

Als de naam van nieuwslezer Frits Thors valt, die vorig jaar op 104-jarige leeftijd overleed, reageert Dick met: “Boterhammetje zoet en boterhammetje vlees, in kleine stukjes.” Dat was het vaste recept als Dick ‘s ochtends met de broodkar bij de deur van Th ors stond. Sinds enkele maanden bezit het Rosa Spier Huis een broodkar die uniek is in de wereld. Dick glimt van trots als hij vertelt hoe hij in de werkplaats in het souterrain een superhandige kar heeft gemaakt met metaal van oude bedden.

“Ik klop op de deur, goedemorgen, ontbijtservice. Wat gaan we doen vandaag? Twee bruintjes? Wilt u er boter op of olie? En beleg? Zoet? Hartig? Ik maak het ter plekke klaar op de snijplank.” “Het Koninklijk Huis kwam hier vroeger ook regelmatig over de vloer”, vertelt Dick even later. Prinses Juliana bezocht regelmatig een vriendin die hier woonde.

Dan zei de chauffeur: ‘Wat doen we met uw jas?’ En dan antwoordde ze met dat geaff ecteerde toontje: ‘Oh, die meneer met dat baardje is er, dán komt het wel goed. Die meneer met dat baardje, dat was ik dus. Op zaterdagmorgen kreeg prinses Beatrix hier boetseerles van Stefaan Couwenberg, en prinses Christina kwam voor zangles langs.”

Maar de tijd dat bewoners hier nog lesgaven is voorbij. Want al lijkt het voor een buitenstaander misschien alsof erniets veranderd is, Dick weet wel beter: “Met de veranderde regelgeving heeft iedere nieuwe bewoner een indicatie nodig. Dat betekent dat als ze hier komen wonen, ze niet veel meer kunnen. Dus dat werken sterft wel een beetje uit.” Gelukkig is voor Dick één ding wel hetzelfde gebleven: “Leuker werk dan ik heb, kun je niet hebben. Tot op de dag van vandaag geniet ik ervan.”