Voor De wandeling reisden we naar Italië. Ik zou een stuk gaan lopen met de Nederlandse meestervervalser Geert Jan Jansen, die in de regio Emilia-Romagna een mooi landhuis bezit. Het leverde een boeiend gesprek op, met een dekselse schavuit. Want zo kun je deze kwajongen het best typeren.
Een crimineel die niemand pijn doet, een multitalent met een klein hartje, een uitdagend artiest, een… kunstenaar. Jarenlang schilderde hij beroemde schilders na. Zo goed, dat ze soms beweerden het zelf gemaakt te hebben. Jansen zette er alvast hun handtekening onder. Uiteindelijk liep hij tegen de lamp door een spelfout.
Het werd 35 graden in deze prachtige streek boven Toscane. Om de grootste hitte te ontlopen, vertrokken wij al om zes uur ’s ochtends. We liepen en praatten tot het middaguur, om ’s avonds onze tocht te vervolgen. Het leverde beide dagdelen prachtig licht op. Het frisse, waterige ochtendlicht maakte zelfs in mij de schilder wakker. En het volle, romige avondlicht over de gele velden en diepgroene bossen leverde ondanks de temperatuur kippenvel op.
Tussen de middag genoten wij van een boerenmaaltijd in een herberg in de buurt. Simpel en delicieus, Italiaanser kan niet. Tegen het vallen van de avond schilderde Jansen een doek in zijn eigen stijl. Geen kopie, niks in de geest van Picasso of Matisse. Nee, eindelijk een echte Jansen. Ik vroeg mij af waarom hij dat niet altijd gedaan heeft. Hij had er beroemd mee kunnen worden, in plaats van berucht.