Kas Stuyf: ‘Soms heb ik té hoge verwachtingen’

Kas Stuyf is al vanaf het begin de psycholoog in Van de straat. Hierin gaat hij met vier probleemjongeren naar het buitenland. ‘Ik zie veel potentie in jonge mensen en ga er bijna altijd vanuit dat ik veel met hen kan bereiken.’

Wie naar eerdere seizoenen van Van de straat heeft gekeken, heeft Kas Stuyf zien luisteren en lachen, maar ook schreeuwen en schelden. De televisie-psycholoog is bevlogen, belangstellend en lijkt elk gesprek dat hij voert, iedere therapiesessie die hij opzet, vol overgave te doen: ‘Ik doe dit werk met alles wat ik heb. Dat is de enige manier waarop ik het kan.’

Het is al weer het vierde seizoen van het populaire NCRV-programma Van de straat waarin Stuyf samen met vier probleemjongeren en een team therapeuten en coaches naar het buitenland reist. Dit jaar vertrekken ze naar Spanje om op een afgelegen plek een intensieve start te maken met therapieën. Een begin, een eerste stap in de geode richting. ‘Mensen denken soms dat de problemen van deze jongeren na het programma opgelost zijn.

Maar zo werkt dat niet. Ze zitten vast in bepaalde patronen en het kost tijd, soms heel veel tijd, om daaruit te komen. Na de opnames blijven ze bij mij in therapie als ze dat willen. Ik zie sommige deelnemers uit de vorige seizoenen nog steeds af en toe om bij te praten. Dat vind ik belangrijk. Want als ik die relatie aanga, voel ik mij ook verantwoordelijk voor ze. Af en toe té verantwoordelijk zelfs.’

Heb je altijd zo’n groot verantwoordelijkheidsgevoel gehad?

‘Ik geloof heel erg dat je gevormd wordt door je jeugd. Ik heb een zusje met downsyndroom en heb daarom al van jongs af aan een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Ik hoefde niet voor haar te zorgen, maar je hebt toch een andere rol. Dat beïnvloedt je. Als ik met deze jongeren aan de slag ga, committeer ik mij aan hen en ga ik er volledig voor. Zo’n draaiperiode is daarom niet allee voor hen, maar ook voor mij heel heftig. Ik zit er emotioneel in en probeer ze met alles wat ik heb te helpen.’

Wat trekt je aan in deze doelgroep?

‘Ik zie veel potentie in jonge mensen en ga er bijna altijd vanuit dat ik alles met diegene kan bereiken. Ik stimuleer jongeren graag om zichzelf te ontwikkelen en te groeien. Soms is dat een makke, want dan heb ik té hoge verwachtingen. Maar voor mij is dit zicht op potentie belangrijk om mijn werk te kunnen doen. Ik vind het interessant manieren te bedenken om iemand te helpen bepaalde deuren te openen. Deuren die ze eerder misschien dicht lieten omdat ze bang waren voor wat zich daarachter bevindt.’

Herken je je weleens in een van de jongeren die je in het programma helpt?

‘Er zijn absoluut dingen die ik herken. Dat ze verdriet hebben of zich niet erkend voelen door hun ouders en daardoor gek gedrag gaan vertonen bijvoorbeeld. Bij mij is dat nooit zo heftig geweest, maar ik heb dezelfde gevoelens gehad. Dan ga je mokken en op een vreemde manier aandacht vragen in plaats van dat je gewoon zegt: “Ik voel mij onzeker, wil je mij alsjeblieft een knuffel geven?”’

Hoe was je dan zelf als puber?

‘Ik denk dat ik een vrij makkelijke puber was. Ik had heel vrije ouders die veel toelieten. Het punt was dat ik mijn zusje had en toen ik vijftien was, kreeg mijn moeder kanker. Dat veranderde heel veel. Ik voelde mij verantwoordelijk en wilde niemand tot last zijn. Daardoor werd ik handig: ik kwam bijvoorbeeld wel te laat op school, maar wist het dan zo te regelen dat ik mij niet hoefde te melden. Ik verboog de wereld ten faveure van mijzelf. Net als de jongeren die ik help.’

Je moeder overleed tijdens je studie. Hoe ben je daar toen mee omgegaan?

‘Ik was 22 en heb te allen tijde gedacht dat ik mij daar heel goed in opstelde: ik reageerde volwassen en steunde mijn vader. Als ik daar nu op terugkijk, denk ik dat ik ongeveer alles verkeerd heb gedaan dat je verkeerd kan doen. Tot mijn 29e heb ik onbewust gedaan alsof ze op vakantie was. Ik dacht nooit aan haar en heb in die jaren alleen gehuild op de dag dat ze overleed. Ik was boos, ik vond het niet eerlijk dat ze dood was. Maar dat zei ik niet.

Ik uitte dat door boos te worden op mensen die iets stoms zeiden op televisie, of op een vriendinnetje van een vriend die ik dan héél stom vond. Dat herken ik heel erg in de jongeren die ik help in Van de straat: dat je je verdriet beschermt door woede en die woede projecteert op willekeurige onzinnige dingen. Maar ook op jezelf.

Uiteindelijk heb ik zeven jaar na mijn moeders dood hulp gezocht. Ik was onrustig, angstig en gestrest. Ik vond een therapeut waar ik een goede klik mee had. Ik heb daar ongeveer twee jaar mee gesproken. Mensen denken vaak dat als je eenmaal ergens over praat, het ook zo voorbij is. Dat is een illusie. Ook na die twee jaar heb ik periodiek in mijn leven mensen opgezocht om mee te praten. Over haar dood, maar ook over andere onderwerpen. Nu nog steeds. Ze helpen me om dingen te verwerken.’

Het is bijna klassiek: de psycholoog die bij een psycholoog loopt. Waarom doe je dat?

‘Het is niet zo dat ik iedere week bij iemand zit. Maar op die manier blijf ik mijzelf ontwikkelen. Er zijn patronen die mij beïnvloeden en als ik ergens tegenaan loop, wil ik daar graag over praten.’

Wat zijn dat voor patronen?

‘Mijn grootste angst is mensen teleur te stellen. Dat vind ik heel erg moeilijk. Psycholoog Alice Miller schreef ooit een boekje Het drama van het begaafde kind , waarin ze vertelt dat kinderen al voor hun tweede levensjaar bepaald gedrag ontwikkelen omdat zij heel goed voelen wat hun ouders nodig hebben. Ik was twee toen mijn zusje geboren werd.

Mijn ouders wisten niet dat ze een dochter met downsyndroom zouden krijgen. Ze waren er niet op voorbereid, het kan niet anders dan dat ze teleurgesteld waren. Niet in mijn zus, maar in het gegeven. Ik geloof dat ik dat toen heb gevoeld en meteen heb besloten: ik ga mensen nooit teleurstellen. Puur omdat mijn ouders dat ervoeren. Hierdoor had ik vaak onbewust een innerlijke strijd als ik iets moest doen wat ik eigenlijk niet wilde. Dankzij die gesprekken ben ik mij hier bewust van geworden en leer ik ermee omgaan.’

Je hoort en ziet verschrikkelijke dingen tijdens je therapieën. Je hebt zelf twee kinderen. Hoe ga je daarmee om?

‘Zoveel mogelijk naar eer en geweten. Maar tijdens een draaiperiode bel ik mijn vrouw vaak op om te praten over hoeveel er mis kan gaan. Ouder zijn is spannend. Maar ik leer ook hoe belangrijk het is als kind wezenlijk gezien te worden door je ouders. Dat klinkt dramatisch, en dat mag het ook zijn. Veel jongeren worden door hun ouders gezien als wat zij willen dat hun kinderen zijn.

Terwijl het zo belangrijk is om in de basis te weten dat je ouders van je houden om wie je bent, in al je schoonheid en lelijkheid. Dan kun je het leven zoveel beter aan. Maar soms is dat moeilijk. Ik hoor mijzelf ook vaak genoeg tegen mijn kinderen zeggen dat ze niet moeten zeuren. Ik heb een drukke baan en als ik thuis kom en mijn kinderen hebben besloten dat het een huilavond is, heb ik ook zoiets van: hou op met huilen en ga naar bed. Want dat is vervelend. Maar ik heb voor twee kinderen gekozen en dan hoort dat er gewoon bij. Het is belangrijk om je dat af en toe te realiseren en ook op die momenten blij te zijn met alles wat je kindje doet.”

Paspoort

Naam: Kas Stuyf

Geboren: 1972 in Amsterdam

Woont: in Amsterdam met zijn vrouw en twee kinderen.

Carrière: na zijn studie psychologie ging Stuyf aan de slag bij een coachingbureau. Tot hij werd gevraagd als psycholoog op te treden in De slechtste chauffeur van Nederland en overstapte naar tv. Er volgen programma’s zoals Bonje bij de buren, 10 jaar jonger in 10 dagen en Dames in de dop. In 2008 richt hij Mind Work Productions op, een coachings- en trainingsbureau dat ook achter de schermen meewerkt aan bijvoorbeeld Expeditie Robinson en Wie is de mol?.