Ria Bremer: ‘Ik voelde me net de koningin’

Tussen 1980 en 2001 volgde Ria Bremer honderden patiënten en hun families voor het medische tv-programma Vinger aan de pols. In een nieuwe reeks van vier afleveringen zoekt ze een aantal van hen opnieuw op.

Ook spreekt ze met artsen over wat er in de tussenliggende periode in hun vakgebied is veranderd.

Vinger aan de pols werd tussen 1980 en 2009 uitgezonden door de AVRO. In de jaren dat Ria Bremer (75) het programma presenteerde, sprak ze met honderden vaak ernstig zieke patiënten, hun families en hun artsen. Ze bekeek dan ook uren en uren archiefmateriaal voordat ze kon beslissen wie ze in deze nieuwe reeks opnieuw wilde opzoeken. “Uiteindelijk kwam ik vooral terecht bij kinderen. ‘

Omdat de kans dat zij zo veel jaar na dato nog leven groter is. En omdat ik niet alleen een programma wilde maken over “hoe gaat het nu met”, maar vooral ook de medische ontwikkeling in die tijdspanne wil laten zien. Wat zou er gebeuren als datzelfde kind nu bij een dokter of specialist terecht zou komen? Als je mensen vraagt om geld voor wetenschappelijk onderzoek, blijft dat altijd heel abstract. Met dit programma kan ik aan de hand van persoonlijke verhalen duidelijk maken dat er echt grote stappen worden gezet.”

Het benaderen van de patiënten van toen vond ze niettemin confronterend. “Als je mensen belt, uitlegt waar je mee bezig bent en vraagt hoe het verder met ze is gegaan, impliceer je ook dat het wel eens fout zou kunnen zijn gelopen. Daar bereidde ik mezelf wel op voor. Gelukkig bleken de hoofdpersonen die ik zocht allemaal nog te leven. Maar ik hoorde wel dat anderen die ik in die tijd heb ontmoet met dezelfde ziekte er niet meer zijn. Ik heb ouders moeten opsporen om te vertellen dat er misschien een kort archiefbeeld van hun overleden kind in het programma zit, want daar wil ik hen absoluut niet onvoorbereid mee confronteren.”

Zware behandelingen

In Vinger aan de pols ging het niet alleen om informatie over de ziekte zelf, maar ook om de lastige afweging tussen wel of niet behandelen. Zo was er in 1994 een uitzending over een meisje met een hersentumor, dat na een operatie geestelijk en lichamelijk zwaar beschadigd is geraakt.

Bremer: “Ik vroeg indertijd aan haar vader of hij de juiste keuze had gemaakt door haar te laten opereren. Hij zei: “Dat zou je over twintig jaar aan haarzelf moeten vragen.” Dus als ik het meisje nu opzoek, laat ik haar dat fragment zien en vraag ik: ‘Ben je blij dat je er bent? Vind je het fijn? Hoe gaat het met je?’

Ze pakt dan de hand van haar vader en moeder en zegt: ‘Ik ben blij dat ik er ben.’ Dat is echt indrukwekkend. Natuurlijk hebben haar ouders twijfels: hun dochter kan geen kinderen krijgen, ze kan niet alleen wonen, ze heeft geen werk, ze is continu onder observatie vanwege nieuwe goedaardige tumoren die zich in haar hersenen ontwikkelen. Het is een voortdurende strijd. Maar je kunt wel met haar communiceren en ze wordt goed verzorgd. En haar moeder zegt ook: “We hebben de mooiste, liefste dochter.”

Hoe aangrijpend hun verhaal ook is, zowel de ouders als hun dochter wilden graag opnieuw meewerken. En dat gold eigenlijk voor iedereen die Bremer benaderde. “Ze vinden het fijn om te vertellen dat het goed met ze gaat. En het scheelt dat ik iedereen persoonlijk belde. Dat wilde ik niet aan een anoniem iemand van AVROTROS overlaten. Ook indertijd heb ik altijd geprobeerd zorgvuldig en met gepaste aandacht te werken. Mensen moesten het eigenlijk alleen maar prettig, informatief en zinvol vinden.”

“Voor een van de uitzendingen ontmoet ik drie kinderen die ik in 1986 sprak tijdens een zeilkamp voor kinderen met kanker. Ze stonden op de afgesproken plek op me te wachten met een bloemetje. Ik voelde me net de koningin. Dat zegt wel hoe warm ons contact was. Kinderen met kanker kregen in die tijd heel zware behandelingen en chemotherapie. Nu vertellen ze over de gevolgen daarvan op latere leeftijd, zoals hartfalen, nieuwe tumoren, problemen met nieren en longen. En artsen vertellen hoe kennis hierover heeft geleid tot aanpassing van de behandelingen.”

Terugblikkend prijst Bremer zichzelf gelukkig dat ze Vinger aan de pols maakte in een tijd dat er voor zulke programma’s veel tijd en geld beschikbaar was. ‘Tegenwoordig maken mensen ’s middags een opname die ’s avonds moet worden uitgezonden. Zo werkte het bij mij niet. Ik volgde patiënten soms wel een halfjaar. Ik heb wel eens een week op een afdeling anesthesie meegelopen. Niet met een camera, maar gewoon om te leren. Ik mocht colleges volgen of naar symposia gaan om mijn kennis te vergroten. Daar is nu geen budget meer voor.”

“Het is sowieso een wereld van verschil. Nu moet je je als programmamaker met allerlei papieren in een ziekenhuis melden en loopt er iemand met je mee die kijkt wat je doet. Ik heb daar nooit ‘last’ van gehad. Ze waren blij als ik kwam en ze vonden het jammer als ik weer ging. Niemand heeft ooit aan mij gevraagd of ik mensen in beeld had gebracht die niet in beeld wilden. Vanzelfsprekend deed ik dat niet. Maar op een gegeven moment kwam je in een ziekenhuis bij wijze van spreken meer cameraploegen tegen dan patiënten; natuurlijk wordt men dan voorzichtiger.”

Haar lange verblijf in wat ze ‘medisch wonderland met hoop en wanhoop’ noemt, was en is interessant en soms ook zwaar. “Toen ik begon in de medische hoek, ontmoette ik de inmiddels overleden Amsterdamse kinderoncoloog Tom Voûte. Ik had toen zelf kleine kinderen en vond de kinderafdeling altijd erg verdrietig. Hij zei: ‘Je moet afstand nemen. Als ik het ziekenhuis verlaat, stop ik mijn gevoelens als het ware in een luikje en doe het deurtje dicht. Dat gaat pas weer open als ik de volgende dag weer het ziekenhuis in loop. Anders zou ik dit werk niet kunnen doen.’ Dat is me altijd bijgebleven. Ik heb dus geprobeerd er niet aan te blijven denken. Dat lukt heus niet altijd, maar het helpt wel.”

Schilderende arts

Dat het ook artsen niet altijd lukt, blijkt uit de laatste aflevering op 27 januari. Daarin staat kinderreumatoloog Wietse Kuis centraal. Hij experimenteerde in de jaren zeventig met een behandeling tegen kinderreuma. Na zijn pensioen heeft hij zich teruggetrokken uit de medische wereld en is hij gaan schilderen.

Bremer: “Ik ontmoet hem in zijn atelier, waar allemaal schilderijen staan van mannen die dode of schreeuwende kinderen vasthouden. Hij vertelt dat ze gebaseerd zijn op verhalen en foto’s in de krant over de oorlog in Syrië. Maar eigenlijk zijn het verhalen over wat hij zelf heeft gezien in zijn leven. Stervende kinderen, dode kinderen, schreeuwende ouders, groot verdriet. Hij vertelt dat hij zijn patiëntjes, die vaak maanden in het ziekenhuis lagen, soms meer zag dan zijn eigen kinderen. Hij hoorde hun diepste ang-sten en verhalen, vaak nog meer dan de ouders. Als een kind ging sterven, wilde het vaak dat hij erbij was. Hij zei tegen me: ‘Toen ik aan het schilderen was, is er een luikje opengegaan.’”

Paspoort

Naam: Ria Bremer

Geboren: Rotterdam, 4 juli 1939.

Woont: In de buurt van Hilversum.

Gezin: is getrouwd, heeft drie kinderen en drie kleinkinderen.

Carrière: Bremer begon bij de Volkskrant, werkte bij AVRO’s Radiojournaal en later bij Televizier Magazine als verslaggever, redacteur en presentatrice. Van 1968 tot 1985 presenteerde ze het jeugdprogramma Stuif es in. Vanaf 1980 was ze tevens het gezicht van het medische programma Vinger aan de pols. Van 1996 tot 1998 presenteerde Bremer het programma Netwerk en richtte ze haar eigen productiebedrijf op, Medical Multi Media. Joop van den Ende en de AVRO zijn aandeelhouders. In 2001 trok ze zich terug als directeur, maar ze is nog actief als adviseur. Hetzelfde jaar stopte Bremer met het presenteren van televisieprogramma’s. Ze is nu betrokken bij veel organisaties en projecten binnen de gezondheidszorg. Zo is ze lid van de Raad van Toezicht van de Nederlandse Hartstichting.