Recensie Mieke: De dood in Taormina van Arnon Grunberg

Zelda (26) vertelt over haar leven als lokeend in dienst van een jeugdbende, als drager van eigen en andermans geheimen.

De dood in Taormina ***

Hoofdpersonage Zelda, die het verhaal in de ik-vorm vertelt, heeft een moeizaam verleden. Toen ze klein was, vertrok haar moeder voorgoed omdat ze verliefd werd op een Canadese. Een keer per jaar werd de kleine Zelda als een pakketje op het vliegtuig naar Canada gezet om haar moeder te bezoeken. Een immense leegte in haar binnenste is het gevolg. Ze komt in een jeugdbende terecht waar ze fungeert als lokeend voor mannen (die dan beroofd worden). Haar bezorgde vader, hij speelt elektrisch orgel, verzekert ze dat ze niet jong zal sterven.

Door een bizar toeval – alles in dit boek gebeurt toevallig – krijgt ze een baan aangeboden als assistent van een beroemde operaregisseur. Zo een die de tragedie in Aleppo als onderwerp neemt en Zelda twaalf gevluchte Syrische kinderen laat zoeken om een koor te vormen. Type Peter Sellars, als dat u iets zegt. Hoe meer ellende ze hebben meegemaakt, hoe liever het hem is: ‘Je bent een wees. Dit is prachtig. Dit gaat door merg en been.’ Daar ontmoet ze een oudere acteur, Jona, die twee keer de Louis d ’Or heeft gewonnen – ik moest steeds aan Pierre Bokma denken – maar net zo leeg van binnen is als zij. Zijn moeder heeft hem verstoten, al staat hij smachtend bij haar huis en roept hij door de brievenbus, ze doet niet open.

De relatie (geen liefde!) is grillig want Jona leeft als een halve dakloze. Later ontmoet ze Per, een Zweedse jongen met grote ambities in de filmwereld, die ‘het kwaad’ wil leren kennen en dat denkt te bereiken door in de gevangenis te belanden. Nee, een ‘normaal’ mens komt er niet in voor. Met dit dwangmatige tweetal reist Zelda in januari af naar Taormina. ‘Sicilië is altijd goed, denk aan bloedsinaasappelen, zelfs in de winter’.

Ik geef toe: het leest heerlijk weg. Je wilt weten hoe het afloopt. De titel is omineus genoeg. En er staan zoals vanouds weer een hoop spitsvondigheden en bon mots in. Vooral Jona is er sterk in: Het lichaam is overschat. Eigenlijk is je eigen lichaam gewoon een huisdier. Ik denk dat alle angst uiteindelijk daarop neerkomt: de angst om afgekeurd te worden. Je schept ze met gemak van de bladzijdes, goed voor een herkenbare grimlach. Maar dan? Even prikkelt het, maar het verhaal gaat snel verder.

Ook de plot is nogal willekeurig. En het einde is verrassend, zeker, maar niet erg geloofwaardig. Al is dat is wellicht een idioot verwijt in het universum van Grunberg.  Wat hij nou eigenlijk wil zeggen met dit boek? Commentaar op de samenleving? Iets over spel versus werkelijkheid? Met de acteur erbij is het fijn spelen met die tegenstelling. Vast. Maar het beklijft niet.

PS: Als onbegrepen kaashater krijgt Grunberg er wel een sterretje bij om deze passage, die ik al op pagina 10 aantrof: Een van de eerste dingen die ik zei was: ‘Lus nie kaas’. Nog voor ik goed en wel papa of mama kon zeggen had ik mijn ouders laten weten dat ik niets van kaas moest hebben.

Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar 320 blz. € 23,50 (e-book € 12,99)