Recensie Mieke: De schuiftrompet van C.C.S. Crone

De schuiftrompet is een herdruk van het verzameld proza uit 1947.

De schuiftrompet  ****

C.C.S. Crone is een van die schrijvers die steeds wordt vergeten en dan net op tijd wordt herontdekt. Al houdt de stad Utrecht hem in ere door een stipendium voor jonge schrijvers naar hem te noemen en zijn er her en der in de stad teksten van hem op muren te lezen. Zijn verzameld werk is klein, drie novellen en een handvol soms heel korte verhalen, maar het heeft iets bijzonders, iets tijdloos wat kennelijk steeds weer een nieuwe generatie aanspreekt. Hij stierf al op zijn 36e, in 1951.

Ik had een editie staan uit 1996 en nu is er dan een nieuwe. Veel heeft uitgeverij IJzer niet gedaan om het werk toegankelijk te maken voor een nieuwe generatie. Ze hadden de nieuwe lezers kunnen uitleggen dat je in de dertiger jaren een schillenman had en dat je bij de kruidenier drie ons stroop kon kopen, dat bijna elke vrijgezel toen bij een hospita woonde ‘die thee kwam brengen.’ Zelf had ik graag uitleg gehad over ‘pietjes die van de zoldering regenden’, en wat zou een borstklontje zijn? Of een ulster? Wat betekent ‘in de Trans staan’? En wat gebeurt er als iemand een uitgekauwde kees tussen je borstjes stopt?

Genoeg gemopperd. Eerst maar eens iets zeggen over hoe bijzonder die verhalen zijn. Ze gaan over het dagelijks leven in crisistijd en spelen zich altijd in Utrecht af. Als je de stad goed kent, zijn ze vast nog fijner. Het zijn observaties die op een bijzondere manier tot stand kwamen. Hij registreerde en monteerde als een cineast, las ik ergens. Gespreksflarden en situaties schreef hij op stroken papier en die plakte hij in een kasboek. Uiteindelijk kwam daar een verhaal uit. Niet dat je dit beslist moet weten, maar het verklaart wel zijn bijzondere stijl, die met geen andere te vergelijken is, al komt Nescio het dichtst bij.

De verhalen zijn vaak schrijnend. Het titelverhaal over bakker Willem Dunges bijvoorbeeld. Nou ja, bakker, Willem bezorgt brood. ’s Morgens is alles nog goed: ‘Hij liet het deksel van zijn broodkar vrolijk klepperen; zijn uniformpet hield hij in zijn hand, zodat hij, toen de directeur van de fabriek voorbij wandelde, niet wist hoe hij hem groeten zou. De avond van die dag kreeg Dunges vier weken loon en zijn ontslag. Hij droeg het geld in zijn hand en merkte niet meer dat het zomer werd.’ Dan moet de schuiftrompet teruggebracht worden naar de personeelsfanfare… In twee en een halve bladzijde schetst Crone een heel leven én een heel tijdsgewricht. Dit is nou echt: geen woord te veel! Ook in de oudste novelle ‘Gymnasium en liefde’ uit 1935, hij was pas twintig, is de humor subtiel. Bij de begrafenis van een musicus: ‘Er is een landauer vol bloemen. Die hebben aan de weduwe al heel wat zorg gegeven in de warmte. Nog diep in de nacht stond ze bij het gootsteentje te ploeteren.’

Je moet er even inkomen, in die melancholieke sfeer van de jaren dertig, die kleine levens van de mensen die met hun verlangens en gevoelens toch heel universeel zijn. Maar hij pakt je.

Uitgeverij IJzer 208 blz. € 19,50