Recensie Mieke: Ik ben een eiland van Tamsin Calidas

Een dertiger verhuist naar een klein Schots eiland schapen fokken.

**** Ik ben een eiland

De drukke stad verruilen voor een rustig plattelandsleven: veel mensen spelen weleens met de gedachte. Tamsin Calidas doet het: met haar man verlaat ze de ratrace in Londen en koopt ze een croft (een boerderijtje) op een piepklein eiland in de Hebriden. Terwijl ze nog zó tegen elkaar gezegd hadden: níet op een eiland, dat is zo onpraktisch en geïsoleerd. Maar ja, ze vallen toch voor de vervallen boerderij zonder stromend water of elektriciteit. Vol goede moed storten ze zich in het nieuwe avontuur, maar zoals zo vaak is de realiteit hard: de eilandbewoners motten hen niet, al doen ze nog zo hun best om te integreren.

Dat betekent dat je iedere bezopen idioot ’s nachts binnen moet laten, anders ben je niet gastvrij. ‘We zitten gevangen tussen ons verlangen erbij te horen en een vrees dat als we blijven we andere mensen zullen worden.’ En dan heb ik het nog niet eens over de ontberingen, de koude winters en de helse stormen. ‘Urenlang zit ik op de houten trap te rillen onder dikke dekens, mijn blik gericht op dat verblindende donker dat zichzelf afranselt met zijn eigen geselstreng.’ (Geen idee wat dat is.) De idylle van een leuk gezinnetje raakt steeds verder weg als ze maar niet zwanger raakt, terwijl ze, o ironie, de ene na de andere ooi helpt bij de bevalling. Als haar man ook nog vreemdgaat is dat de druppel: Tamsin blijft alleen achter. Dat pikken de eilandbewoners helemáál niet natuurlijk. Haar prijswinnende ram treft ze opeens dood aan….

Calidas heeft de lange weg die ze aflegt van trendy Londense reclamevrouw naar eenzame schapenboer die aan zichzelf genoeg heeft en in vrede met de natuur kan leven, heel eerlijk beschreven. Ruig, ziltig, bloederig. Vooral haar beschrijvingen van die rauwe eilandnatuur zijn prachtig. Op den duur gaat ze zich vereenzelvigen met het eiland, de titel zegt het. Ze gaat planten en bladeren eten, en dagelijks in de ijskoude zee zwemmen. Het deed me denken aan de Vrijdag of het andere eiland van Michel Tournier, over een Robinson op een onbewoond eiland. Hij doorloopt, net als Calidas diverse fases en gaat zelfs een liefdesrelatie met het eiland aan, dat hij ervaart als een vrouw. Hij copuleert met haar en verwekt alruinwortels in de vorm van kleine meisjes. Ook zijn baard schiet wortel.

Zover gaat Calidas niet, al komt ze in de buurt als ze beschrijft hoe bevrijdend het is om het ‘verdraagzame’ water in te lopen, en zich eraan over te geven. ‘Die momenten dat ik in haar koude stroom lig en de zee door me heen vloeit, word ik als een schelp gesponnen, door zout gebrand, door wind omhuld en ontstoken als een gebroken stuk zeetondel waar het licht door schijnt.’ (wat is een zeetondel?) Een paar keer hint ze op misbruik in haar jeugd, maar dat blijft een los eindje. Bewondering overheerst na lezing voor haar veerkracht. Deze vrouw gaat heel ver. In gedachten roep je haar toe: ga toch weg bij die nare lui, die je na al die jaren nog steeds niet accepteren.

Uitgeverij Pluim 328 blz. €22,99 (e-book €12,99)