Recensie Mieke: Kreupelhout van Esther Kinsky

Deze roman schetst met een zachte melancholie en veel liefde voor de taal hoe je een verlies kunt verwerken.

Kreupelhout ***

Er verschijnen de laatste jaren wel erg veel rouwboeken. Of is dat altijd zo geweest? Ik denk aan ‘Egidius waer bestu bleven?’, dat ontroerende middeleeuwse gedicht.

Egidius, waar ben je gebleven?
Ik verlang naar jou, mijn vriend.
Jij koos de dood, je liet mij het leven

In het boek van Esther Kinsky rouwt een vrouw ook, om haar man, die ze M noemt. Ze trekt zich terug bij een Italiaans dorp in de buurt van Rome. Ze beschrijft haar omgeving. Het is winter, ze kijkt eindeloos over het landschap, met kringelende rookvuurtjes en cipressen. Het woord ascetisch komt bij me op. Elke dag bezoekt ze het kerkhof, waar ze de doden niet gekend heeft, maar waar ze zich bij een naam soms een voorstelling maakt van de persoon.. Af en toe maakt ze een uitstapje naar het dorp of verder, zelfs een keer met de bus naar Rome. Maar contact maken met mensen doet ze niet. Ze is in haar eigen wereld opgesloten. Toch voel je dat die uitstapjes haar op een of andere manier helpen haar pijn te verwerken. Het kille landschap en de lelijke wijken die ze beschrijft reflecteren haar innerlijk, zoiets.

Dit gebrek aan actie lijkt misschien saai proza op te leveren, maar dat is niet zo, want Kinsky is iemand die heel goed observeert en heel goed kan schrijven: ‘Af en toe reed er een brommer door de natte straten, het geknetter werd door de helling weerkaatst, een spookbrommer in de lucht die de brommer op straat op geringe afstand volgde. Een schor geluidsspoor van de wanhoop die over dit gebied lag.’ Nee, dit is niet het zonovergoten, idyllische Italië van de toeristen.

In het tweede deel – ze heeft dat dorp inmiddels verlaten – herinnert ze zich van alles over haar overleden vader. Alsof ze de herinneringen aan M, haar geliefde nog even uit wil stellen. Ze herinnert zich voornamelijk familievakanties in Italië – de keus van haar ballingschap lijkt niet toevallig. Haar vader is een eigenwijze man, die zijn dochter meeneemt naar de necropoli van de Etrusken. Ja, de dood waart voortdurend rond.

In het derde deel komt geliefde M. aan de beurt. Denk je, maar nee. Soms droomt ze van hem, in een ziekenhuisbed. En ze komt opeens in een zijvak van een tas een strip met negatieven tegen waar hij opstaat. Foto’s gemaakt in Londen. Verder niet. Het boek gaat niet over hem, maar wil ons iets duidelijk maken over de relatie tussen doden en overlevenden. De vii en de mortii. In het voorwoord beschrijft Kinsky het ritueel in Roemeense kerken om een kaarsje te verplaatsen van de ene nis naar de andere als een familielid is overleden. ‘Een paar maanden nadat ik dat tafereel in die film gezien had, stierf M. Voordat je toetreedt tot het gilde der nabestaanden komt wellicht het woord ‘dood’ bij je op, maar nog niet ‘afwezigheid’. Afwezigheid is ondenkbaar zolang er nog aanwezigheid is. Voor nabestaanden wordt de wereld bepaald door afwezigheid.’

Je moet een zeker geduld hebben voor dit boek, maar dan word je ook beloond…

Uitgeverij Pluim 282 blz. €22,99