Recensie Mieke: Kus van Julien Ignacio

Kamer 11, intensive care, kinderafdeling. Een vader waakt aan het ziekbed van zijn negenjarige zoontje, dat in coma ligt.

Kus ***

Kus is een boek over vaders en zonen. De hoofdpersoon is Feysel Mansur, een schrijver, die zich vanaf de eerste regel richt zich tot zijn zoon, die in coma in het ziekenhuis ligt. Feysel is gescheiden, zijn ex-vrouw behandelt hem stug en zit vol verwijten. De monologen worden afgewisseld met herinneringen aan Feysels eigen jeugd. Een jeugd die getekend is door zijn vader, een getraumatiseerde veteraan.

‘Wanneer je een vader hebt die het als zijn morele plicht ziet te leven als was hij al dood, uit solidariteit met zijn omgekomen kameraden uit het infanteriebataljon, dan weet je dat liefde niet iets is wat je krijgt maar wat je moet verdienen.’ Zo’n vader dus, die hem op willekeurige tijden uit bed haalt en ’s nachts meeneemt in de duinen, en hem de moed leert ‘om zonder aarzeling door je angst heen te breken’. Dat laat zijn sporen na. Het kind is immers vader van de man. Als vader na een auto-ongeluk in het ziekenhuis belandt, en uiteindelijk sterft, ontdekt de zoon de schrijver in zichzelf, door een dagboek te beginnen.

Mooi verhaal, mooi thema. Zorgvuldig opgeschreven, al neigt het in de intieme passages waarin Feysel zijn zoon toespreekt soms naar het kleffe, (vader proeft zelfs losgepulkte bloedkorstjes van zijn zoon, ‘je smaakte naar ijzer en een vleugje zout’), maar dat is een kwestie van smaak. Andere lezers zullen het intieme karakter juist waarderen.

Maar Kus wil meer zijn. Er wordt veel met grote namen uit de literatuur rondgestrooid, Er wordt uit Julio Cortazar, Louis Paul Boon en Botho Strauss geciteerd, dan weer wordt er een gedicht van Octavio Paz gelezen, dan weer zit de hoofdpersoon met een boek van Lydia Davis op schoot. Feysur zelf is inmiddels ook een gerenommeerd schrijver met ‘twintig centimeter eigen werk’ en vertalingen in het Tsjechisch en het Spaans. Kus wil wel erg nadrukkelijk met literatuur geassocieerd worden en dat natuurlijk ook zijn. Dat resulteert regelmatig in wat ik mooischrijverij noem. En dat leidt tot gekunstelde passages als:

‘Het heden ontvouwde zich, de toekomst was onkenbaar. Het in kaart brengen van het verleden opdat je, al was het denkbeeldig, er weer in zou kunnen wonen, was onze manier om de sporen van het spookdier van de tijd bloot te leggen.’ Dat gaat dan over de relatie met de moeder van Nanne die archeoloog is.’

En dan die te overduidelijke symboliek: Feysel begint aan een novelle over een vader die voor één dag terugkeert uit het dodenrijk in de gedaante van een mot. Maar de zoon slaat de mot weg uit zijn gezicht. Die komt in een kaarsvlam terecht en sterft.

Ignacio wil heel veel met dit romandebuut, en er zitten zeker mooie, lyrische passages in. Maar hij is zo ambitieus, hij wil het allemaal te mooi. Ongetwijfeld heeft hij ieder woord zorgvuldig afgewogen, maar mij is het te nadrukkelijk literair, dat kind in dat ziekenhuis, ondergestopt onder een dikke deken van mooie woorden en zinnen.

Uitgeverij Van Oorschot 174 blz. € 18,99 (e-book € 9,99)

Volgende week

Heeft Mieke kerstvakantie. In de eerste NCRV-gids van 2019 bespreekt ze …

En wat vindt u ervan? Geef uw mening over dit boek en lees de mening van anderen op miekesleesclub.nl