Recensie Mieke: Waar gezongen wordt van Shula Tas

Een intieme zoektocht van een zangeres naar haar verleden, haar familiegeschiedenis en identiteit, maar bovenal haar eigen stem.

Waar gezongen wordt ****

De met planten overwoekerde piano op de cover laat weinig te raden over; op dit instrument wordt al lang niet meer gespeeld. Ook wordt er al lang niet meer gezongen door de hoofdpersoon in dit autobiografische boek van Shula Tas. Ooit studeerde ze af aan het conservatorium, maar haar gezang is verstomd, nadat haar ouders kort na elkaar overleden.

Iedereen weet dat er dan een hoop spullen overblijven en die staan in vijfentwintig dozen op de zolder. Haar huis is klein, en als haar vriend bij haar komt wonen, is ze gedwongen eindelijk die zolder eens te ontruimen. Herkenbaar! Wat kan er aan de straat, wat moet bewaard? En dan de hoogste stapel: beslis ik later. De sluimerstapel noemt ze hem, mooi. Met de nodige tegenzin zet ze zich aan deze exercitie, die haar confronteert met het verleden van haar ouders en grootouders. Ook wil ze antwoord op de vraag van haar Syrische buurvrouw die steeds met thee en hapjes op de stoep staat: ‘Waarom zing je niet meer?’

Shula noemt zijn naam niet, maar het is duidelijk dat haar vader Louis Tas is, de beroemde psychiater die veel holocaust-overlevenden behandelde, onder wie Ischa Meijer. Hij noemde zich schaamte-expert. Schaamte, zei hij, is een gebrek aan empathie met jezelf. ‘Het gevoel dat je in de ogen van de anderen compleet waardeloos bent en dat ze daar nog gelijk in hebben ook.’

Haar vader is al oud, de bakker denkt dat het haar opa is, en daar schaamt zij zich dan weer voor. Hij heeft met zijn moeder Bergen-Belsen overleefd. Toch, of misschien daarom, wil hij niets meer met het jodendom te maken hebben. De vertelster, die trouwens ook Shula heet, weet niet goed raad met deze afkomst. Op zolder komt ze foto’s tegen, schoolrapporten, schilderijen, oude cd’s en zelfs een compositie van haar grootmoeder Frieda, die zelfs in het kamp nog Jiddische liederen zong. Het levert haar een mix van herinneringen en inzichten op, over de functie van rituelen, en de helende kracht van muziek. Ze stapt een liberaal-joodse synagoge binnen, maar het blijkt een bunker van beton en glas, waar beveiligers omheen staan. Ook de zang stelt haar teleur. ‘Het klinkt… kerkelijk… christelijk. Ik had pentatonische melodieën verwacht. Melodieën uit het Midden-Oosten, snikkende stemmen en wiegende mensen.’

Tas schrijft korte hoofdstukken, associatief en met veel korte stukjes, onderbroken door een asterisk. Dat leest makkelijk. Toch staat er veel in dit dappere, fijnzinnige boek, met mooie observaties. Het ontroert en is ondanks het ‘zware’ onderwerp helemaal niet zwaar. Natuurlijk zijn die dozen een metafoor, ze zegt dat ook zelf, in een interview dat in Het Parool stond. ‘Het gaat om iets dat groter is dan spullen. Maar het is bagage die je het licht ontneemt. Soms moet je dingen opruimen om te kunnen ademen.’

Dat is gelukt, want het boek eindigt optimistisch. Shula staat met haar vriend de zolderdeur te schuren waar hij eindelijk zijn werkplekje krijgt. En ze zingt weer: de melodie van haar grootmoeder.

Uitgeverij Podium 144 blz. € 20,99 (e-book € 9,99)