Recensie Mieke: Zonder de top te bereiken van Paolo Cognetti

Een vertelling over iemand die probeert zijn grenzen te vinden, oude zekerheden ziet vervagen en de pracht ontdekt in kleine zaken, zoals een onverwachte ontmoeting met een Tibetaanse hond.

Zonder de top te bereiken **

Cognetti kende ik van naam, maar zijn beroemde roman De acht bergen had ik overgeslagen. In het kielzog daarvan verscheen dit boekje en nu zit ik opgescheept met een tamelijk oninteressant verslag van een tocht in de Nepalese Himalaya, het deel dat op Tibet lijkt. Samen met vrienden loopt hij een maand over kale, dorre hoogvlaktes. En dat is voor hem te hoog, want hij heeft last van hoogteziekte. Dat is dan wel weer grappig, voor iemand die zo van de bergen houdt.

Het is een soort bedevaart, want hij is veertig geworden. Wat wil je nog in het leven, dat hem al zoveel succes gebracht heeft? Het is spijtig dat daar niets vermeldenswaardigs over wordt medegedeeld, al spreken ze aan eind van de tocht over een wensenlijstje. De een wil schilderen en een heleboel kinderen en een vrouw die gelukkig is met haar leven. Sjongejonge.

Over vriendschap worden we ook niets wijzer, al slapen ze al die tijd onder barre omstandigheden samen in een tentje. Liever leest Paolo nog een hoofdstuk uit het beduimelde exemplaar van zijn persoonlijke bergenbijbel, het cultboek uit de jaren zeventig, De sneeuwluipaard van de Amerikaanse auteur Peter Matthiesen, die geëindigd is als zenboeddhist. Hij had in datzelfde gebied gelopen.

‘Het had iets wonderbaarlijks om op te kijken uit mijn dagboek en stuk voor stuk alle dingen te zien die hij had beschreven’, schrijft Cognetti aan het begin van zijn tocht, ‘In Shey waren veertig jaar in een oogwenk verstreken.  Geen ontdekkingen en uitvindingen, geen oorlogen, revoluties en jongerenprotesten, geen keizerrijken of ideologieën die ten onder waren gegaan, geen muziek of literatuur: niets van hetgeen er in mijn leven gebeurd was, was daar ook maar van enige invloed op geweest.’

Natuurlijk ga je je van alles afvragen op zo’n spirituele zoektocht, want dat is het uiteindelijk. En het eeuwige dilemma van de reiziger in relatief onverpeste streken hoort daarbij, want als je zo graag wilt dat het ongerept blijft, wat doe jij daar dan? Cognetti heeft wel een 47-koppige karavaan (mensen en muildieren) nodig om deze tocht met zijn vriendjes te volbrengen… Een verwende westerling dus die zich dat allemaal kan veroorloven. Maar hij ziet ook met lede ogen aan dat de blikjes nep-cola en nep-Red Bull oprukken, uit China..

‘Ik had het recht niet weemoedig te worden van de armoede van anderen’. Tegen het eind van de reis vraagt hij aan een vrouw in een van de bergdorpen: ‘Iets wat ik me al afvraag sinds we zijn vertrokken, namelijk wat jullie ervan vinden. Dat wij hierheen komen?’ ‘Jullie helpen ons enorm!’ antwoordt ze en ze legde haar hand op haar hart.’ Paolo heeft zijn twijfels maar hij gelooft haar wel. En dan ook nog koket doen: ‘Waarom lig ik op vijfduizend meter hoogte te rillen, met een maag die zich omdraait en buiten niets anders dan vrieskou en duisternis? Waarom ben ik niet thuis, met de vrouw van wie ik houd, het eten op tafel, een muziekje, een warm bed? Wat is toch die lokroep van de bergen?

Uitgeverij De Bezige Bij  144 blz. € 18,99 (e-book €11,99)