Recensie: Zo worden wij niet van Caroline van Keeken

Korte verhalen over mensen, buitenstaanders, die zich gevangen voelen. Ze willen ontsnappen, maar weten niet hoe. Mieke van der Weij recenseert dit boek en geeft het "maar" 2 sterren.

Zo worden wij niet **

Het kan aan mij liggen maar ik kon er geen touw aan vast knopen: aan het eerste verhaal uit de bundel van Caroline van Keeken, een journaliste die hiermee haar eerste schreden op het literaire pad zet. Dat hebben meer journalisten gedaan, en met succes, denk maar aan Jan Brokken of Annejet van der Zijl.

Dat eerste verhaal heet ‘Billy’ en er komen heel veel personages in voor. Maar ze krijgen geen van allen een duidelijke identiteit. Wie is die Billy? Een gehandicapte zoon? Ook in het tweede verhaal passeren allerlei namen de revue die geen smoel krijgen. Wat is dit voor een boek? Op de achterflap lees ik de aanbevelingen van Thomas Verbogt, toch iemand die ik hoog heb zitten: ‘Avontuurlijk, geestig, bijtend en aangenaam verontrustend.’ Daar moet toch iets van kloppen?

Het titelverhaal dan, dat biedt meer houvast. Een uitgeblust echtpaar, zestigers, die op vakantie gaan. Ze zijn langzaam veranderd in het stel dat ze nooit hadden willen worden ‘Zo worden wij niet.’ Weliswaar gaat de reis naar Tsjernobyl, een avontuurlijke bestemming, maar heimwee naar vroeger heeft de overhand, toen ze nog ‘in dubieuze restaurants aten in steegjes die we overdag niet meer terugvonden.’ Aardig, maar nergens verrassend. Een clichébeeld.

Ook het verhaal ‘Mama en ik’ ontrolt zich voorspelbaar. Een vrouw die het een en ander af te rekenen heeft met haar demente moeder neemt wraak. Die moeder negeerde destijds de vriendin van haar dochter toen ze die voor het eerst meenam naar huis. Trauma! Nu is die moeder een menselijk wrak in een verpleeghuis. Dochter laat haar, nu ze geen verweer meer heeft, in de kou staan en natregenen. Tsja.

Het zijn allemaal treurige personages. Mensen die ergens in gevangen zitten. In hun huwelijk, in hun werk, in hun verleden, hun verlangen of in hun rol. Alledaagse mensen. Van Keekens kijk op de mensheid getuigt van weinig optimisme!

Haar stijl is het tegenovergestelde van lyrisch, het taalgebruik is eenvoudig, de zinnen bijna allemaal kort, staccato bijna. Een voorbeeld uit een verhaal over een eenzame man die in een kroeg zit en het overspel van zijn vrouw overdenkt terwijl hij fantaseert over seks met het barmeisje: ‘Ik ben te aardig, zeggen ze. Ik speel met het bierviltje dat voor me ligt. Ik moet assertiever zijn, voor mezelf opkomen. Ik bestel een biertje bij Melissa. Ze krabbelt iets in haar boekje, zegt dat het er zo aankomt. Dat is niet waar. Je moet hier uitermate lang op je bier wachten. Ik glimlach. Ik heb geduld. Ik ben aardig.’

Ik heb minder geduld, met dit proza. Ook al zijn de verhalen wisselend en zitten er best een paar aardige bij, veel plezier heb ik niet beleefd aan deze bundel. Dat heeft te maken met de deprimerende types die Van Keeken laat opdraven, en met die kortaffe stijl. Geen woord te veel.

Is er dan niets goeds te melden? Jawel: De verhalen zijn vernuftig opgebouwd. Je valt er midden in en soms moet je tot aan het einde lezen om te snappen waar het over gaat.