Recensie: Ze zullen denken dat we engelen zijn

In 'Ze zullen denken dat we engelen zijn' van Bert Natter brengt een bloedige aanslag twee mensen bij elkaar die ieder op hun eigen wijze ongelukkig zijn.

Ze zullen denken dat we engelen zijn **

Na de dikke pil Goldberg, waarin de hoofdpersoon in Dresden op zoek gaat naar de sporen van de achttiende-eeuwse klavecinist aan wie Bach zijn beroemde variaties opdroeg, heeft Natter het over een andere boeg gegooid. Dit boek begint met een terroristische aanslag. Op de laatste mooie dag van het jaar zit een man op een terras en er komt een vreemde vrouw naast hem zitten. Op het moment dat ze kennismaken, dendert een geldwagen door dit vredige decor. Explosies volgen en er wordt in het wilde weg geschoten. Tientallen dode lichamen storten neer. Een scenario dat we ons helaas maar al te goed kunnen voorstellen. Een heftig begin.

Wonder boven wonder blijven de man en de vrouw, die ineengestrengeld onder een tafeltje liggen, gespaard. Alfred en Prunella voelen zich verbonden door wat ze samen beleefd hebben, en ze blijven contact houden. Alfred is een alleenstaande man, vrijwel zonder vrienden. Met een busje brengt hij kinderen met een beperking naar school. Jong kan hij niet zijn, want hij heeft al in geen veertig jaar pannenkoeken gegeten, lezen we. Wel is hij getrouwd geweest. Prunella is een jonge moeder die bij de gemeente werkt. Dat ze weinig plezier meer beleeft aan haar huwelijk, wordt duidelijk als ze met Alfred een vreemde aantrek-afstootrelatie begint. Zou het iets kunnen worden? Even leeft het idee dat er een beter leven voor hen mogelijk is. “Geluk is geen abstract begrip, het staat met tranen in haar ogen voor me”, laat Natter Alfred denken, als ze hem opzoekt in zijn ‘nette, knusse huisje’. Dat is een zin waar ik echt op afknap.

Het is jammer dat ook de personen in dit boek zulke enorme clichés zijn: de treurige vrijgezel, de beeldschone Prunella met haar pronte borsten en haar middel dat met twee handen te omvatten is (allebei zeer onwaarschijnlijk na drie zwangerschappen), en ook de hulpverlener met zijn pakje shag, zijn iele paardenstaartje, groezelige linnen tasje en zijn ‘stukje traumaverwerking’. Het zal wel een bedoeling hebben, maar die begrijp ik niet. Zoals ik wel meer niet begrijp in dit boek. Of moeten we het allemaal zien als een droombeeld? Dat Alfred een beladen verleden heeft, wordt langzaam duidelijk gemaakt. Er is sprake van een re-integratiecursus. Iemand roept opeens “Kijk maar uit met die gek” en in het café is er altijd wel iemand die een vuile blik op hem werpt. Wat is er voor vreselijks gebeurd?

Helemaal duidelijk wordt het niet, en dat is onbevredigend. Het heeft te maken met de dood van zijn eerste vrouw. Meer zeg ik niet want dan is er nog minder reden om dit boek te gaan lezen.

Aan eerdere titels van Bert Natter heb ik meer plezier beleefd, en ik vind het spijtig dat ik hier maar niet enthousiast over kon worden. Wat wil Natter met dit boek? Geen idee. Iets over de huidige maatschappij en het menselijk tekort, vermoed ik.

Toch las ik ook enthousiaste recensies. Misschien ligt het aan mij.

Volgende week

bespreek Mieke De winter voorbij van Isabel Allende.

Meer recensies

Een aantal lezers van Miekes Leesclub hebben het boek Ze zullen denken dat we engelen zijn gerecenseerd. Benieuwd naar hun mening? U leest het hier.