Oost west, thuis best: Wanneer voel je je ergens thuis?

Het bijzondere aan een begrip als ‘thuis’ en ‘je thuis voelen’ is dat je er eigenlijk pas bij stilstaat als het ontbreekt. Dan is er meteen ook iets heel wezenlijks verdwenen. Het is namelijk ongelooflijk belangrijk voor mensen om zich ergens thuis te voelen.

Thuis is voor iedereen anders uit. Welke voorwaarden hebben we nodig om ons ergens thuis te kunnen voelen?

Je thuis voelen heeft te maken met wie je bent, met onze plek in de wereld en met de kwaliteit van ons bestaan. Als je je ergens thuis voelt sta je al drie punten voor op een vreemde eend in de bijt.

Maar zoals dat gaat met emotionele zaken, ben je ook in je thuisgevoel makkelijk te raken. Nieuwe buren die voortdurend keiharde muziek draaien, kunnen het al behoorlijk door de war gooien. Daar kunnen je zorgvuldig uitgezochte sfeerlichtjes en zachte kussentjes op de bank helemaal niet tegenop.

Of stel dat in jouw gezellige wijk of dorp een asielzoekerscentrum wordt gepland … Nog voordat er ook maar iets écht veranderd is, slaat bij veel mensen de angst om het hart. Ze zijn gewoon bang om hun vertrouwde omgeving kwijt te raken, de omgeving waarin ze zich thuis voelen.

Deskundigen zijn van mening dat factoren als veiligheid, vertrouwdheid, voorspelbaarheid en beheersbaarheid een belangrijke rol spelen bij het thuisgevoel. Maar wat voor de een veilig, vertrouwd en voorspelbaar is, is voor de ander juist bedreigend.

Vreemd in eigen land

Zo waren we in het Westen heel verbaasd dat veel Oost-Duitsers tien jaar na de val van de Muur terugverlangden naar het oude communistische systeem. Zodra de eerste euforie voorbij was en de consequenties van de vrijheid en het kapitalisme duidelijk werden, voelden veel Oost-Duitsers zich vreemden in hun eigen land.

Voorheen was alles van de wieg tot het graf geregeld, iedereen had werk en iedereen was gelijk. Zolang je je aan de partijregels hield tenminste. Een systeem waarin de gemiddelde westerling – voor wie vrijheid het hoogste goed is – zich absoluut niet thuis zou voelen. Maar voor Oost-Duitsers voelde het vertrouwd, voorspelbaar en beheersbaar.

Zíj raakten juist in de war van de vrijheid, die begrippen als concurrentie met zich meebracht, waardoor ze hun gevoel van saamhorigheid kwijtraakten.

Hoewel de uitkomst van elk onderzoek naar welzijnsgevoelens laat zien dat relaties met anderen de belangrijkste geluksfactor is, is in Noord- en West- Europese landen individuele vrijheid en onafhankelijkheid het hoogste goed geworden. Zeker in de steden.

Er komen steeds meer eenpersoonshuishoudens en we omringen ons met een kring van gelijkgestemden met wie we verkeren wanneer we tijd en zin hebben. In die situatie voelen we ons tegenwoordig thuis.

Opgesloten

Maar het gaat fout op het moment dat de beheersbaarheid wegvalt. Bijvoorbeeld wanneer je om allerlei redenen niet (meer) in staat bent een netwerk op te bouwen. Steeds meer mensen vereenzamen in Nederland. Ook als je niet meer zomaar weg kunt, verandert je vertrouwde thuisgevoel in een gevoel opgesloten te zijn.

Het hebben van relaties en interactie met anderen bij wie je je op je gemak voelt, is dus ook een belangrijke voorwaarde om je ergens thuis te voelen. Het is de reden dat veel vluchtelingen – ook al hebben ze een huis gekregen – grote moeite hebben zich thuis te voelen.

Integreren betekent in Nederland vooral: in staat zijn om hier een onafhankelijk bestaan te leiden. Maar zonder netwerk en zonder interactie met buren kun je je niet echt thuis voelen. Zeker niet als je uit een cultuur komt waar niet individualisme en onafhankelijkheid, maar elkaar helpen en samenzijn het hoogste goed is.

Zonder reserves

Zelfs als het je lukt om je hier als allochtoon thuis te voelen, mag je nooit vergeten dat het autochtone thuis voelen blijkbaar zwaarder weegt.

De succesvolle televisiemaker Kefah Allush, die 46 jaar geleden met zijn ouders uit Palestina naar Nederland kwam en zich hier prima thuis voelt, zei in een interview: ‘Soms denk ik: hóé erg moet ik dit land omarmen voordat ik zonder reserves van alles over alles mag vinden? Mag ik iets over politici vinden? Over het begrotingstekort? Over Zwarte Piet? Soms vraag ik me weleens af of er grenzen zijn aan hoe Nederlands ik mij mag gedragen.’

Het is een opmerking die tot nadenken stemt en die ‘gelijkwaardigheid’ toevoegt aan de factoren die maken dat je je ergens thuis voelt.

In Dus ik ben … thuis onderzoekt filosoof Stine Jensen de begrippen ‘thuis’ en ‘je thuis voelen’ in gesprekken met buurtgenoten, deskundigen en mensen uit haar jeugd in Denemarken.

Aanleiding is de schriftelijke mededeling dat in haar buurt 49 zogenaamde ‘herstartstudio’s’ voor ex-delinquenten komen. Dat knaagt aan haar ‘thuisgevoel’. Stine gaat op zoek naar het waarom. Een leerzame zoektocht, voor iedereen.