Column Bert Kranenbarg: Twintigtwintig

Bert Kranenbarg presenteert 'Bert op 5'. In zijn twee-wekelijkse column voor NCRV-gids schrijft hij over wat hem bezighoudt. Deze week: 2020.

Driekoningen is voorbij, dus de officiële termijn is verstreken. Het is weer gedaan met de handen, de hugs en de kussen die onlosmakelijk verbonden zijn met de start van het nieuwe jaar. 2020 is begonnen!

Zeg eens eerlijk? Wat las u nu in uw hoofd? Tweeduizendtwintig of twintigtwintig? Zelf lees ik het eerste, maar probeer ik juist het tweede. Dat onhandige en lange tweeduizend is wel een keer klaar. En dit lijkt mij een prima moment om die doorbraak te forceren. Ik ben geboren in 1965, negentienvijfenzestig. Ik zal het nooit in mijn hoofd halen om negentienhonderdvijfenzestig te zeggen, mensen zouden me raar aankijken. Vaak zeg ik zelfs: ik ben van 65 (vijfenzestig). Dat honderd na die negentien hebben we nooit uitgesproken. Bijna nooit, hooguit bij een mondelinge overhoring tijdens de geschiedenisles. Maar dat duizend na die twee, daar lijken we maar niet vanaf te komen.

Natuurlijk, het is geen halszaak, maar als ik het hele komende jaar altijd twintigtwintig zeg in mijn radioprogramma’s in plaats van tweeduizendtwintig dan kan ik minstens één plaat extra draaien. Of een leuk gesprek met een luisteraar voeren. Dat deed ik al over dit 2020-dilemma trouwens. Toen belde een luisteraar met een flinke Rotterdamse tongval. En die vroeg me of ik me niet realiseerde dat het voor Rotterdammers een hele opgaaf is om twintigtwintig te zeggen. Ligt gevoelig, lijkt teveel op 020…

Bert Kranenbarg wisselt zijn column af met Joris Linssen. Deze column staat in de NCRV-gids van week 2. Bent u geen abonnee maar wilt u niets meer uit de gids missen? U kunt hier abonnee worden

Bert Kranenbarg presenteert Bert op 5 ✑ Reageren? bert@ncrvgids.nl