Cornald Maas: ‘Ik realiseer me steeds meer waar het écht om gaat’

Bij Opium kwamen de artiesten naar hem, in zijn nieuwe programma Volle zalen trekt Cornald Maas eropuit om ons letterlijk een blik achter de schermen van de podiumkunsten te bieden. ‘In zo’n setting voer je de meest intieme gesprekken.’

Exact op tijd verschijnt Cornald Maas in het Amsterdamse Conservatoriumhotel. Tussen opnamen voor het nieuwe AVROTROS-programma Volle zalen door kon hij nét even tijd maken. Nee, hij hoeft niets te drinken; hij begint liever meteen met het interview. Na een minuut of tien is de sfeer van jachtigheid weggeëbd. Maar ook nu zit er nog steeds iets haastigs in zijn snedige volzinnen. Haast blijkt nogal een dingetje voor Cornald Maas te zijn, zo blijkt in het gesprek. Soms kan het hem overvallen als hij ’s ochtends wakker wordt. Het gevoel dat hij haast moet maken met de dingen die hij nog écht wil doen. Alleen ‘s morgens vroeg, want overdag heeft hij het veel te druk om daar aan te denken.

‘Gisteren bijvoorbeeld. Moest ik eerst draaien met een acteur in Amsterdam, toen met een acteur in Rijswijk en daarna had ik een bespreking bij het Rijksmuseum, waar ik volgende week een grote avond presenteer. Daarna door naar de Canal Parade, waar ik juryvoorzitter van ben. Vervolgens een afspraak met Matthijs van Duijvenbode, producer en rechterhand van Douwe Bob, in verband met het Songfestival … En dan is het ineens kwart over tien en heb ik nog niet eens gegeten. Leuk dus, maar wel veel.’

In Opium kwamen de gasten naar jou, voor Volle zalen ben je voortdurend op pad.

‘Ja, we doen alles op locatie. We draaien acht afleveringen in twee maanden en bij elkaar bezoek ik zo’n 25 voorstellingen. Sommige producties volgen we over een langere tijd, daarvoor ben ik wel drie keer op pad. Ik zei tegen mijn vriend: “Ik leef als een acteur. Je moet er maar aan wennen.” Volgende week bijvoorbeeld moet ik woensdag, donderdag, vrijdag en zaterdagavond draaien. Dus een sociaal leven … Ik zou niet weten waar dat precies uithangt.’

‘In Volle zalen ben ik in feite de gids voor wat er op het gebied van podiumkunsten in Nederland gebeurt. En dat is heel breed: klassiek theater, modern theater, cabaret, musical, concerten, schrijversoptredens … Ik praat met publiek, acteurs en artiesten. Vaak in de kleedkamer vlak voor een voorstelling, of vlak erna, als ze net van het podium afkomen.’

Als ze op hun kwetsbaarst zijn.

‘Precies. Dan zijn mensen op hun allerintiemst. Vorige week ging ik met Lenette van Dongen mee naar een optreden in Venlo. Voor een reportage van acht minuten, maar wel een heel mooie reportage. We mochten zelfs de yoga-oefeningen filmen die ze vlak voor de voorstelling op het podium doet. ‘s Nachts zijn we samen teruggereden, rond half drie was ik thuis. Ik merk dat je in zulke intieme situaties veel dichter bij iemand komt dan in een talkshowsetting, waar iedereen toch een beetje opgeprikt aan tafel zit.’

‘Ik was ook bij Olga Zuiderhoek en Adriaan van Dis die de voorstelling Ik kom terug spelen. Ze lieten me toe in de kleedkamer, waar ze altijd kort voor de voorstelling nog volop de tekst repeteren, en zelfs nog wijzigingen aanbrengen. In zo’n setting krijg je heel intieme gesprekken en zie je mensen zoals je ze nog niet eerder zag. Mijn beleving daarvan geef ik door aan de kijkers.’

Na zeven jaar vonden alle critici dat Opium eindelijk goed op de rails stond. En toen werd de stekker eruit getrokken. Hoe was dat voor jou?

‘De netmanager van NPO 2 wil meer beleving, meer eropuit en minder práten over cultuur. Daarom kwamen we in januari van het vorig jaar al met een soort nieuwe formule voor Opium. Die overigens niet nieuw genoeg was; dat zie ik nu achteraf ook wel. Later, in september, zaten er al wel meer reportages in, zoals de netmanager wilde. Maar eigenlijk voelde ik dat het geen verschil meer maakte wat we deden. De teerling was al geworpen.’

Je studeerde cum laude af in Leiden, Nederlands, met als specialisatie conversatieanalyse en argumentatietheorie. Heb je daar in de dagelijkse praktijk nog iets aan?

‘Nee. Ik denk wel dat een studie je scherpt en je bewust maakt van dingen. Maar ik heb vooral veel gehad aan wat ik er in mijn studietijd allemaal naast deed. Ik schreef voor het verenigingsblad, deed voorlichting voor het Leids Universiteitsfonds, ik ging bij het studententoneel … Ik denk dat die tijd heel goed voor mij is geweest, ook voor mijn weerbaarheid. Als je zo bleu bent als ik was… Ik was zeventien toen ik van de middelbare school af kwam en naar de grote stad ging.’

Je was een iel manneke van het Gymnasium Juvenaat in Bergen op Zoom. Terwijl jouw stoere jongere broer Frans zich ontpopte tot een superatleet, die later Europees kampioen verspringen werd. Heeft dat invloed gehad op jou?

‘Slecht in sport, fysiek nog niet volgroeid én hoge cijfers; die combinatie is dodelijk voor je populariteit in de klas. Dus ik bedacht heel bewust – tóen al – dat ik het vooral van mijn grote mond en verbaliteit moest hebben.’

Je hebt prachtige diepgaande interviewseries gemaakt voor de Volkskrant en Linda. Krijg je daardoor zelf ook antwoord op levensvragen?

‘Soms. Herkenning zéker. Troost, af en toe ook. Maar bij mijn laatste serie over vijftigers viel het me op dat de meesten geen last hebben van waar ik juist wél last van heb: dat gevoel dat de tijd die je nog hebt steeds korter wordt. Dat je beslissingen moet nemen voordat het te laat is en je er niet meer aan toekomt. Ik dacht: kan ik daar misschien van leren? Dat ik mezelf daarover in het ochtendgrauw niet zo moet lopen opfokken? Alleen als ik net wakker word, want door de dag heen heb ik het er veel te druk voor.’

Waar moet je nog aan toekomen?

‘Ik had het idee dat ik, als ik wat ouder zou worden, eens twee maanden fijn in Portugal of Kaapstad zou gaan zitten. Of een lange reis zou maken. Maar ik heb het drukker dan ooit.’

Na je pensioen misschien?

‘Wie zegt dat je dan nog leeft? Dat duurt nog twaalf jaar! Dat is ook best lang wachten.’

Geeft ouder worden jou ook iets waar je wél blij mee bent?

‘Ik realiseer me steeds meer waar het écht om gaat. Laatst was ik ceremoniemeester bij een huwelijk van mensen die op latere leeftijd trouwden. Een goede vriend van een aantal huwelijksgasten overleed op die dag. Het ging ook over de broer van de bruidegom die zelfmoord had gepleegd. Ik moest dat benoemen, omdat de vader daartoe niet in staat was. Alles waar het écht om gaat kwam daar samen.’

‘Of zoals laatst, toen ik carnaval vierde en weer vier nachten bij mijn moeder thuis in Bergen op Zoom sliep. Ik dwarrelde rond in die stad waar ik ben opgegroeid en beleefde écht een soort gemeenschapszin. Dat zijn situaties waarin ik meer ben losgezongen van de druk en het gejaag hier. Daardoor denk ik meer na over waar het leven écht over gaat. Mijn hunkering daarnaar is ook groter geworden. Ik heb bijvoorbeeld al geregeld dat mijn vriend en ik deze zomervakantie naar plekken in Portugal gaan die me dierbaar zijn. We gaan een goede vriend opzoeken en op mijn verjaardag laat ik mijn moeder invliegen. Daar verheug ik me nu al op.’

Paspoort

Naam: Cornald Maas

Geboren: 22 juli 1962 in Bergen op Zoom

Privé: woont in Amsterdam en heeft al 20 jaar een latrelatie met Martijn

Carrière: Na zijn studie Nederlands (cum laude) werkt hij als (eind) redacteur voor o.a. Sonja op zaterdag en De Plantage. Presenteerde het cultuurprogramma Opium, nu opgevolgd door Volle zalen. Voor de Volkskrant en Linda schrijft hij diverse interviewseries. Sommige verschenen in bundels als Op de helft (2006) en Over de helft (2015), bespiegelingen van veertigers en vijftigers en Duizend vragen heb ik over de dood (2013). Maas is sinds jaar en dag verbonden aan het Songfestival (o.a. commentator) en is juryvoorzitter van o.a. de Musical Awards en de Canal Parade.