Recensie Mieke: De prijs van het bestaan van Deborah Levy

Wat betekent vrijheid voor een vrouw, een moeder, een dochter, een kunstenaar? En wat is de prijs van die vrijheid?

De prijs van het bestaan ***

Ik word er soms moedeloos van: er zijn zoveel schrijvers, zoveel boeken, die de moeite waard zijn en je kunt er maar zo’n klein gedeelte van leren kennen. Deborah Levy heeft haar sporen al ruimschoots verdiend, ze schreef theaterstukken, korte verhalen, gedichten en romans, en won allerlei prijzen.

Als lezer val je dan midden in een oeuvre, maar dat mag niks uitmaken: ieder boek staat immers op zichzelf. De prijs van het bestaan is het tweede deel van een autobiografische trilogie. Het eerste, Dingen die ik niet wil weten, ging over haar jeugd in Zuid-Afrika; haar Joodse vader was lid van het ANC en zat vier jaar in het gevang, daarna verhuisde het gezin naar Engeland. Deborah is dan negen. Verwacht geen chronologisch verslag van haar leven, het is eerder een mengeling van huis-tuin-en-keukenleed en diepere gedachtes: een genre dat we in Nederland niet zo goed kennen, een ‘memoir’. En het blijkt dat júist de alledaagse situaties tot diepere inzichten leiden. Levy schijnt populair te zijn onder jonge feministes, want haar thematiek is: vrijheid voor vrouwen, voor moeders, en de prijs die daarvoor betaald moet worden.

We treffen haar nadat ze pas gescheiden is, en met haar twee dochter is verhuisd naar een armoedig flatgebouw in Noord-Londen. ‘Het feit dat de reparatie en renovatie van een groot oud gebouw onmogelijk scheen te zijn, leek bedroevend toepasselijk in deze tijd van uiteenvallende structuren en scheiding.’ En dan is het ook nog een barre winter en de verwarming is kapot. De sinister verlichte gangen, waar plastic over het aftandse tapijt heen is gelegd, noemt ze, heel geestig, ‘De gangen der liefde’. Toch lukt het haar, juist omdat ze niet terugverlangt naar dat gezinshuis en dat huwelijk, om haar draai te vinden. Ze voelt zich zelfs bevrijd. ‘Op mijn vijftigste werd ik fysiek sterk terwijl mijn botten nu juist aan kracht zouden moeten verliezen.’

Ze schrijft buiten op het kleine balkon in een dikke jas, en later in een aftands schuurtje. Ze verbaast zich erover dat haar aardbeienboompjes het zo goed doen, ze geeft les, ze repareert zelf de gootsteen. ‘Ik was de man, ik was de vrouw’. En ze zoeft op haar e-bike met wapperende jurk door Londen. Wel vloekt en tiert ze naar autobestuurders als die hun portier plotseling openen. ’Ja, ik was op mijn elektrische fiets overgegaan tot verkeersagressie. Althans, ik zat vol met agressie uit mijn vroegere leven en die uitte zich in het verkeer.’ Mooi hoe die fiets beide vertegenwoordigt: plezier en wrok.

Levy heeft een fijn oog voor het absurde: Ze beschrijft haar gekke nieuwe buren en vertelt ontroerend over haar moeders sterfbed. Het enige waar haar moeder nog aan kan sabbelen is een bepaald waterijsje, dat Deborah elke dag koopt bij een Turkse winkel. Als die ijsjes er opeens niet meer zijn, schreeuwt ze de hele boel bij elkaar, heel herkenbaar. Gelukkig gaat ze het later goedmaken. Kijk, zoiets zou mij nou ook kunnen gebeuren.

Uitgeverij De Geus 176 blz. €17,50