Recensie Mieke: Duel van Eduardo Halfon

Persoonlijke verhalen, waarin verdwijnen en verlies terugkerende thema’s zijn. Mensen, herinneringen en zekerheden kunnen zomaar in rook opgaan.

Duel ****

‘U houdt wel van reizen, zeg’, mompelt een jonge Guatemalteekse douanebeambte bij het zien van Eduardo Halfons paspoort. In elk verhaal is hij wel op pad, dan weer naar Polen, dan weer naar Calabria, New York of Guatemala. Dat geeft ook de lezer een ontheemd gevoel. Maar het is misschien niet zo verwonderlijk voor een schrijver met zoveel verschillende wortels: Polen, Syrië, Egypte en Libanon.

Zijn opa van moeders kant kwam uit Polen, een Jood uit Lódz die de hele oorlog in concentratiekampen doorbracht, waar zussen en ouders stierven. Halfons ouders emigreerden na de oorlog naar Guatemala, waar Eduardo werd geboren. Op zijn tiende verhuisde hij naar de Verenigde Staten. Die Poolse grootvader, en zijn immense trauma, komen we door het hele boek tegen. (Ik begreep dat hij ook een grote rol speelde in De Poolse bokser, Halfons vorige boek).

Veel vertelt die opa er niet over maar het viel met stukjes en beetjes te achterhalen. ‘Uit zijn gedrag en zijn grappen en bijna tegen zijn zin. Toen ik klein was liet ik weleens wat eten op mijn bord liggen, en in plaats van me op mijn kop te geven, stak mijn grootvader dan zwijgend zijn hand uit en at hij zelf de rest van mijn eten op. Toen ik klein was zei mijn grootvader tegen me dat het op zijn linkerarm getatoeëerde nummer (69752) zijn telefoonnummer was, hij had het daar laten tatoeëren om het niet te vergeten. En toen ik klein was geloofde ik hem natuurlijk.’

In een ander verhaal bezoekt Halfon met een vriendin het concentratiekamp Sachsenhausen. Hij gaat op zoek naar informatie maar vindt aanvankelijk niets, tot hij erachter komt dat zijn opa niet León maar Leib Tenenbaum heette. Misschien was hij wel een van de Joodse arbeiders die sabotage pleegden waardoor nazivliegtuigen op mysterieuze wijze neerstorten. Opeens begrijpt hij waarom hij ooit als kleine jongen met zijn opa door een vliegtuigmuseum is gesleept. Een Jood moest nooit naar Polen gaan, zei zijn grootvader, die hebben ons verraden. Zelf gaat hij nooit meer terug, maar zijn kleinzoon dus wel. In het verhaal ‘O getto, mijn lief’ bezoekt hij, geholpen door de kleurrijke Madame Maroszek, het geboortehuis van zijn grootvader, waar nu een oude actrice woont.

Halfon schrijft precies, hij heeft een weinig larmoyante, haast economische stijl, die je dwingt om tussen de regels door te lezen. Zijn verhalen hebben iets ouderwets en tijdloos, net als hij zelf: nog geen vijftig maar met zijn grijze baard en kale knars lijkt hij veel ouder. Hij laat zien hoe ontworteling nog generaties lang doorleeft. Steeds grijpt hij terug op herinneringen, hij gaat naar plekken uit zijn jeugd in Guatemala. Maar echt Guatemalees voelt hij zich ook niet.

In ‘Duel’, het laatste verhaal, waarin hij met een ‘genezeres’ een ritueel uitvoert dat hem zal helpen ‘de waarheid te zien’, ontmoet hij de ochtend erna een jongen bij het meer waar hij als kind veel kwam omdat zijn grootouders daar een huisje hadden. ‘U bent niet van hier hè, m’neer? vroeg hij. ‘Soms, zei ik glimlachend.’

Uitgeverij Wereldbibliotheek 192 blz. €22,98, e-book €12,99