Recensie Mieke: Het dwaallicht van Willem Elsschot

Frans Laarmans ontmoet drie Afghaanse zeelui op zoek naar Maria Van Dam.

Het dwaallicht *****

Af en toe een klassieker herlezen! Ja, dat willen we allemaal wel, maar meestal moet daar een vakantie voor vrijgemaakt. Pillen als Anna Karenina en Riskante relaties liggen me met een dun stoflaagje aan te staren… Soms is een klassieker ook dun, gelukkig, zoals Het dwaallicht.

De eerste zin is al wonderschoon: ‘Een ellendige novemberavond, met een motregen die de dappersten van de straat veegt.’ De hoofdpersoon besluit om nu eens niet naar zijn stamkroeg te gaan. ‘Voor het eerst sedert zeer lang, want de jaren vlieden, zal ik ditmaal naar huis gaan, waar mijn ontijdige intrede beschouwd zal worden als een stap op de weg die tot inkeer leidt.’ In één klap weet je als lezer wat voor huwelijk deze Laarmans heeft.

Drie ‘zwartjes’ versperren zijn weg naar de tram, donkere matrozen die hem de bodem van een sigarettendoosjes laten zien waarop de naam ‘Maria van Dam’ te lezen valt, en een adres. “Where is it, Sir?” Maria is een zakkennaaistertje van de boot op wie ze hun oog hebben laten vallen. Laarmans gaat ervan uit dat het ‘Ali’ en zijn kornuiten om erotisch vertier te doen is en besluit hen te helpen. Het verslag van de nachtelijke tocht door Antwerpen op zoek naar deze Maria is melancholiek, geestig, en heeft nog diepgang ook. Verwijst het naar de drie wijzen uit het oosten? En dat alles in minder dan honderd pagina’s, in een superieure stijl.

De queeste voert langs een winkel, een politiebureau en een louche hotel. Dat Maria niet gevonden wordt heeft geen ‘spoiler alert’ nodig. Je leest dit niet om de plot.

‘Zo ben ik dan eindelijk de baan op met mensen die volkomen verschillen van de volksgenoten met wie ik gedoemd ben mijn dagen te slijten, … mensen voor wie onze vorsten en heiligen absoluut niet in tel zijn, dus zeer waarschijnlijk mensen naar mijn hart.’ Deze manier waarop Elsschot het trio tekent, respectvol en beschaafd tot in hun tenen, lijkt in tegenspraak met benamingen als ‘rijstkakkers’. Ook ‘Sit down, zwarte Piet’ is voor de argeloze hedendaagse lezer beslist even slikken. Maar in 1946 zegt een diender in het Antwerpse havengebied dat gewoon, net als ‘donker gebroed’.

In deze nieuwe uitgave is ook een nawoord opgenomen van Jamal Ouariachi, die beschrijft hoe hij als onwillige puber van veertien Het dwaallicht voorgelezen kreeg op school. ‘Het werd een geval van collectieve betovering daar in dat klaslokaal.’ ‘Instinctief moesten onze jonge geesten begrepen hebben waar dat verhaal over ging. … Over onvervuld verlangen.’

Ook hij gaat in op de discriminerende woorden. ‘Was Elsschot een Amerikaans schrijver geweest, dan waren er allang edities verschenen waarin al die gewraakte uitdrukkingen vervangen waren door neutralere termen.’ En men zou, schrijft hij, het verhaal analyseren als een uitdrukking van voortgezet kolonialisme, ‘Want is het niet opvallend dat die drie zwarte Afghaanse moslims achter een christenvrouw aanjagen. Ja, zo zou je kunnen lezen. Maar het zou zonde zijn.’

Dat is nog eens verstandige taal!

Uitgeverij Polis  120 blz. €17,50

Volgende week

Bespreekt Mieke De paradox van geluk van Aminatta Forna

En wat vindt u ervan? Geef uw mening over dit boek en lees de mening van anderen op miekesleesclub.nl