Recensie Mieke: Gesprekken met opa van Raoul de Jong

In veel opzichten zijn Raoul de Jong en zijn Groningse opa elkaars tegenpolen.

Gesprekken met opa ***

Van de avonturen in de Surinaamse jungle die Raoul de Jong beschreef in Jaguarman, heb ik enorm genoten. “Maar”, schrijft hij, “Terwijl ik de afkomst van mijn vader stukje bij beetje bij elkaar puzzelde, waardoor ik, zo zou je kunnen zeggen, steeds Surinaamser werd, takelde mijn andere opa, mijn Nederlandse opa, de opa die ik mijn hele leven had gekend en die drie decennia mijn enige opa was geweest, langzaam af.” Het verhaal van deze Egbert de Jong is wel véél minder raadselachtig en exotisch, maar opa Ep was wel een vaderfiguur voor de kleine Raoul. Hij was er wel altijd, in tegenstelling tot echte zijn vader, die hij pas op zijn 28e voor het eerst ontmoette. Het contrast tussen opa en kleinzoon is evident: opa wit, blond, een man met een overhemd en een stropdas, zijn hele leven getrouwd met dezelfde vrouw: een puik voorbeeld van de wederopbouwgeneratie. Dan Raoul: ik weet niet of u hem wel eens heeft gezien: een jonge man ‘van kleur’ met een indrukwekkende rastajungle op zijn hoofd, die valt op mannen. Alleen de blauwe ogen hebben ze gemeen.

Als NRC hem vraagt voor een column, besluit hij opa in de laatste fase van zijn leven, in het verzorgingstehuis regelmatig te bezoeken. Dit boekje van 84 pagina’s is een weerslag van die gesprekken, ‘geen groot literair meesterwerk’ zoals hij zelf waarschuwt, maar wel een kleine ode aan ‘zijn beste vriend’. Liefdevol is het eerste woord dat bij me opkomt, ontroerend ook, maar nergens klef. Van zo’n tehuis wordt niemand vrolijk, maar de toon blijft opgewekt en gelukkig hangen er de gordijnen uit de oude huiskamer en de eregalerij met foto’s van de kleinkinderen. De gesprekken gaan over opa’s jeugd: als tweede Groningse boerenzoon hoefde hij de boerderij niet te erven, en daarom ging hij voor de techniek en kwam te werken bij een bedrijf in de Randstad. Allemaal weinig spectaculair, maar door de ogen van de kleinzoon toch bijzonder. Hij stelt opa ook vragen en dat levert dan heerlijke droge conversaties op. Op de vraag Wat was het belangrijkste dat je ouders je leerden? vindt opa het antwoord moeilijk. “Ze traden niet zo op de voorgrond.” “Waren ze gelukkig?” “Tja…straalt dat er nou altijd zo van af?” Over gevoelens praten is niet makkelijk voor opa Ep, en dat hoeft ook niet. Bij elkaar zijn is genoeg: “Ik ben moe en de zon schijnt en ik heb gewoon zin om even met mijn opa te zijn, zonder doel”.

De gesprekken blijven aan de oppervlakte, en dat wreekt zich wel een beetje. Echt interessant wordt het niet, knetteren doet het nooit, schuren evenmin. Opa en zijn kleinzoon blijven lief voor elkaar, confrontaties blijven uit. Maar toch: het is mooi hoe Raoul de Jong zijn voorouders koestert, en hoe hij zich ervan bewust is uit wie hij voortkomt. Hij koestert de weemoed en schaamt hij zich niet om op een Parijs terras te huilen om een trouwfoto van zijn opa en oma, hij in een grijs pak met bloemencorsage, zij in een pakje van C&A.

Uitgeverij De Bezige Bij 86 blz. € 17,99 (e-book € 9,99)