Recensie Mieke: God in Japan van Willem Melchior

Een eigenzinnig reisverslag vanuit Japan dat het religieuze en erotische verlangen naar aanbidding, overgave en zelfvernietiging belijdt.

God in Japan ***

In zijn twee vorige autobiografische boeken De tijd is op en Alles wat was beschreef Willem Melchior hoe hij, verstokt en enthousiast roker, geconfronteerd wordt met ziekte: hij krijgt keelkanker en uiteindelijk moet zijn strottenhoofd eruit.

Wat opviel was zijn laconieke toon, nooit was hij larmoyant, altijd was er relativering en humor. ‘Ik meende geloof ik zelfs dat ik juist omdat ik onbevangen en openlijk zoveel en met zoveel vreugde rookte, gespaard zou blijven, alsof de kankervoorzienigheid zou zeggen: die doet het zo van harte, die moesten we het maar gunnen, laten we liever eerst wat van die angsthazen nemen die zich na elke sigaret de haren uit het hoofd trekken van spijt.’  Het was nietsontziend en kwetsbaar proza, waarin het lichaam en de vergankelijkheid centraal stond. Ook in God in Japan wordt er soms gerefereerd aan die operatie als hij het heeft over ‘stoma-onderhoud’. De kunstmatige opening van de luchtpijp naar de hals heet kennelijk ook een stoma.

Toen ik las dat Melchior een boek had geschreven over zijn spirituele zoektocht in Japan, was ik meteen geïnteresseerd. Japan! Daar ben ik ook drie keer geweest, een land waarin je voortdurend verrast wordt. Ik was benieuwd naar Melchiors bevindingen. Het begin waar hij zijn hoed terugkrijgt die hij in de trein heeft laten liggen was al heel herkenbaar. En als hij beschrijft hoe Japanners verfijning met rommel kunnen laten samengaan, ‘alsof het een het ander in het geheel niet in de weg zit’, dan denk ik; inderdaad! Of dat Japanners niet geven om de leeftijd van dingen, ‘en in het geval van bouwwerken verwoesting en wederopbouw zelfs toejuichen omdat ze het als een vorm van spirituele reiniging beschouwen.’ Voor de westerling lastig te begrijpen.

Maar het boek pretendeert meer dan een leuk Japans reisverslag, het heet niet voor niks ‘een pelgrimslied’. Melchior gaat een tijd logeren in een tempel en we komen heel wat te weten over de stichter van het klooster, waar die tempel deel van uitmaakt, Kobo Daishi. Hij verliest zich soms in oeverloze details over soetra’s en boeddhistische aftakkingen, om dan opeens te schrijven: ‘Over verlichting bij gelegenheid misschien meer, wanneer ik erachter ben wat het is.’ Of, na een ingewikkeld exposé over meditatie: ‘ik geef het maar door wat het waard is.’ Die relativering is prettig maar je denkt ook: wat stelt het dan allemaal voor, al die rituelen?

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Melchior niet gevonden heeft wat hij zocht. Hij beschrijft het zo laconiek dat de lezer het ook niet serieus neemt. Naast alle heiligheid gaat het ook gewoon over wat en waar hij eet, hoe de koffie smaakt en of hij leuke jongens ziet; de bladzijdes over zijn geilheid had ik rustig kunnen missen, maar dat moeten we natuurlijk dieper bezien. Volgens de achterflap gaat het over het religieuze en erotische verlangen naar aanbidding en overgave en zelfvernietiging. Grote woorden, maar ondanks zijn fijne stijl, zijn humor en zijn eerlijkheid, kon dit boek me minder bekoren dan zijn vorige.

Atlas Contact 208 blz. € 21,99 (e-book € 11,99)